Kawah Ijen, Bromo, Spa en Anak Krakatau.

9 februari 2018 - Carita, Indonesië

Precies om half twaalf worden we de volgende avond opgehaald door de gids, deze spreekt gelukkig meer dan een klein beetje Engels, hij heeft een chauffeur meegenomen.  We rijden door een duister Banyuwangi en buiten dat we van de donkere omgeving weinig zien, is wel duidelijk dat we omhoog gaan.

De rit stopt op een hoogte van 1850 meter, daarna gaan we te voet verder. Dat is maar 3 kilometer. Dat moet te doen zijn, zou je denken.  Als na een paar flinke stukken klimmen, ik naar adem sta te snakken, vertelt de gids vrolijk dat de eerste paar honderd meter goed te doen zijn, mijn ademnood negerend. Daarna komt er 1,4 kilometer die hij omschrijft als stijl en zwaar, de rest wil ik eigenlijk niet eens meer weten, maar bemoedigend geeft hij aan dat het laatste deel vrij vlak is.

Langs de weg staan mannen met een soort rolstoel-taxi’s. Een mix van lage strandstoelen en kruiwagentjes waar ze wieltjes onder gezet hebben. Ze bieden de zwoegende klimmers aan hen naar boven te rijden, maar dat is natuurlijk geen optie! De zware rugtas aan Naomi geven, die heeft wat geoefender vulkaanklimbenen, dat is eigenlijk al mijn eer te na, maar inderdaad: het wordt stijler en zwaarder. Dus haar aanbod de tas over te nemen neem ik dankbaar aan. Af en toe komt er een toerist in een taxi voorbij, omhooggetrokken door drie Javanen, gek genoeg helpt het wel dat te zien. Het ziet er zo treurig uit dat ik besluit: dan maar een pauze extra, maar deze berg gaat mooi op eigen kracht! Dus ik strompel een naar boven huppelende Naomi en gids gestaag achterna, de sliert van zaklampjes voor en achter ons geeft aan hoever we gekomen zijn en hoe ver we nog moeten.

Eenmaal bij de krater aangekomen is ver beneden ons een dikke pluim rook te zien en als de wind de goede richting in blaast: een blauwe gloed! Na de klim naar boven is de volgende uitdaging om de krater in te klimmen. Waar aan de buitenkant de weg gewoon een vrij duidelijk pad was, bestaat de binnenkant van de krater voornamelijk uit losliggende brokken steen. Vlak voor mij valt een meisje languit voorover, ze blijft kermend liggen en dat geeft te denken; een beetje verkeerd vallen en hoe kom je hier dan weg? Onze gids vraagt ons te wachten en gaat kijken of hij kan helpen. Het is te donker om te zien hoe het afloopt en na enkele ogenblikken komt de gids weer bij ons en geeft aan dat we verder kunnen, als een berggeit daalt hij af en we volgen. Op verraderlijke stukken wijst hij aan welke steen je wel of niet kunt gebruiken om op te staan, soms staat hij plotseling stil met de boodschap: “miner”. De bedoeling is dat we dan aan de kant gaan en dan komt er een verrassend slanke Javaan met twee manden vol brokken geel glimmend zwavel op de schouders naar boven. Deze jongens lassen enkel af en toe een rookpauze in, maar maken deze tocht driemaal per nacht, de manden zwavel wegen ongeveer 80 kilo! Wat zullen zij een hekel hebben aan al die tegenliggers tijdens hun werk bedenk ik me, maar ze groeten vriendelijk en onderweg maken ze van de nood een deugd door stukken lava, in de vorm van bloemetjes of schildpadjes, te verkopen.

Beneden aangekomen is deze zwavellucht niet te trotseren zonder masker, althans, dat gaat op voor westerse longen, de miners roken er niet minder om! Bij vlagen is de zwavellucht zo dik dat onze ogen spontaan gaan prikken en tranen en ademhalen beter even achterwege kan blijven tot de volgende zucht wind: een kunst om hier niet in paniek te raken. Ook de gedachte dat dit de krater is van een actieve vulkaan en dat die wel eens uit schijnen te barsten is geen geruststellende! Ondanks de gasmaskers is lang hier blijven geen goed idee en we klauteren naar boven, met enige haast volgens de gids, want de zon komt dadelijk op en dan is het kratermeer zichtbaar. Dat kratermeer is prachtig en was tijdens de afdaling nog volledig aan het zicht onttrokken, net als het vrolijke bordje met de tekst dat het verboden is af te dalen IN de krater. Lachend maakt de gids een foto van ons samen bij het bord.

De afdaling is minder zwaar dan de klim, we zien nu dat de miners de taxi’s gebruiken om de zwavel naar beneden te transporteren, onderweg op het pad slaan ze de gele brokken zwavel klein en stoppen alles in zakken, het pad ligt bezaaid met schilfers fel gele zwavel. Het uitzicht is weergaloos mooi, blijkt in daglicht. Pal voor ons verrijst een andere vulkaan, die twee jaar geleden nog is uitgebarsten. Bij de auto aangekomen blijkt de chauffeur zich een stukje nachtrust te hebben toebedeelt, de gids schudt de auto en van schrik mag de chauffeur eerst even uitgebreid roken voor we verder gaan.

De reis brengt ons naar een van oorsprong Nederlandse koffieplantage waar men de bonen eerst door de darmen van de civetkat jaagt, alvorens ze te branden en tot koffie te malen. De civetkatten liggen lui in hun hok de bonen van aroma te voorzien, we krijgen een bak koffie en een rondleiding van de eigenaar. Vol trots laat hij zijn pronkstuk zien: een mahoniehouten tafel van 11 meter uit 1 stam gezaagd. Hij vertelt dat zijn vader hem geleerd heeft dat bomen planten verstandiger is dan ze voortdurend kappen, zoals in de omgeving veel gebeurd. Dat leidt tot erosie en met de vele regen in het huidige seizoen, tot verwoestende modderstromen. Zijn tafel komt van een boom die al honderden jaren oud was, maar waar een onhandige Javaan getracht heeft een wespennest uit te verdelgen, met alle gevolgen van dien! Wakker door de koffie maar nog danig dampend van de zwavellucht stoppen we vervolgens bij een waterval waar we mogen zwemmen. Naomi bedankt want met de temperatuur uit Australië nog fris in haar geheugen, is het haar veel te koud.

Een dag later vertrekken we naar Cemoro Lawang, een klein gehucht bovenop de Bromo. Het regent tijdens ons verblijf van 48 uur precies 46 uur. De temperatuur is hier de helft van wat we inmiddels gewend zijn: 15 graden voelt vooral erg koud!

Onze kamer bestaat uit een (viezig) bed, een douche met koud water die boven de toilet is geplaatst, het waarom daarvan is niet duidelijk maar het vooruitzicht van alleen koud water maakt dat we ervoor kiezen de douche niet te gebruiken. Nog los van het feit dat het water erg raar ruikt. Tijdens die ene opklaring van totaal twee uur, snellen we naar buiten en gaan we op zoek naar de krater van de Bromo. Er schijnt een geheime weg te zijn om de bizar hoge toegangsprijs te ontwijken en de aanwijzingen in de blog van een andere avonturier zijn dermate goed, dat we de weg zo gevonden hebben. Hoewel...een weg…, dat is teveel eer voor het smalle glibberige modderpad! We glibberen omlaag en komen wat andere reizigers tegen die blijkbaar hetzelfde reisverhaal hebben gelezen als wij. Via een grote zanderige caldera en een tempel komen we onderaan de krater.

Blijkbaar is de Bromo een braaf vulkaantje, want iemand heeft bedacht dat het handig was hier een lange trap te maken en deze ziet er weliswaar oud uit, maar is niet weggeslagen door lava of ander vulkanisch ongerief. Daar waar de Merapi nog wel eens een dorp verorbert, heeft de Bromo vooralsnog besloten de trap in tact te laten.

Eenmaal boven is goed te zien dat de Bromo wel degelijk actief is, blij dat we deze krater niet in hoeven want onderin is een dampend modderbad te zien met af een toe een pluimpje rook. Boven staat een beeld van Ganesh waar, naast het gebruikelijke eten en de bloemen, ook een joint als offer neergelegd is. Gelukkig waait het hard genoeg om, voordat Naomi snode plannen kan ontwikkelen, te zorgen dat het offer naar beneden waait, zo de krater in! De Bromo rookt tevreden verder en wij gaan rap terug naar ons bedje, precies op tijd binnen voor de volgende bui.

De volgende dag bestellen we de taxi om zeven uur in de ochtend, de chauffeur verschijnt stipt om half acht en probeert aansluitend de verloren tijd in te halen door zoveel mogelijk append en bellend, recht de berg af te rijden, zo hard hij maar kan. Dat de weg ook bochten heeft is hem bijzaak, onze trein in Malang gaat om half twee, we rijden vier uur, dus hij heeft haast? En wij staan doodsangsten uit om zijn capriolen! Met de rijstijl van de gemiddelde chauffeur hier is het eigenlijk verbazingwekkend dat er zo weinig Javanen in de formule 1 belanden als coureur, ze kunnen Max nog best wat inhaalfratsen leren. Geslaagd voor de zoveelste stalen zenuwen test staan we anderhalf uur te vroeg op het station. We rijden naar Yoghjakarta waar we oude vrienden begroeten: de homestay met het heerlijke ontbijt op bed, de zwerfhond die van mama dus niet mee mag in de backpack en een stuk of wat gekko’s in de slaap-en badkamer.

Na het nogal ranzige onderkomen in Cemoro Lawang, is een warme douche welkom en helemaal schoon bezoeken we op goed geluk een warang aan de overkant van de straat. De “oma” die het eten maakt spreekt geen woord Engels en wij bar weinig Bahasa, maar allemachtig wat maakt zij duidelijk dat we welkom zijn in haar “restaurant”. We hebben zelden zo lekker gegeten en haar schaterende lach bij alles wat ze ons voorzette maakte dat het nog beter smaakte. We rekenen 1,39 af voor de maaltijd, geen idee wat we precies hebben gegeten maar hier ging duidelijk liefde door de maag...

De volgende dag besluiten we een spa te bezoeken, daarbij hoorde ook een haal en breng-service. Een kwartier voor vertrek krijgen we bericht dat de chauffeur 15 minuten later is, vanwege de zwarte regen. Mooie omschrijving voor de situatie in de lucht, dat is inderdaad erg zwart te noemen. Maar ook met zwarte regen kun je door de stad racen zo blijkt!

Over racen gesproken, ons bezoek aan de warang is niet zonder gevolgen en bij toerbeurt verblijven we op de wc, leve de Nederlandse diarree remmers: ze werken goed!

Omdat we niet ver uit de buurt van de toilet willen gaan, besluiten we de rest van de reis te plannen: volgende onderdeel is een bezoek aan de meest westelijke en ook meest woeste vulkaan in de omgeving: de Anak Krakatau! Eigenlijk ligt die op Sumatraanse grondgebied, maar omdat we vanuit Java komen telt dat niet echt. Anak, letterlijk betekent dat ‘kind’ is zelf pas in 1929 ontstaan. De oorspronkelijke Krakatau is in 1883 dermate ontploft dat er geen vulkaan meer zichtbaar is.

Dat had ze, volgens de geologen van Wikipedia, al eerder gedaan, want lang geleden zaten Java en Sumatra aan elkaar vast, totdat de Krakatau door een uitbarsting ervoor zorgde dat ze gescheiden werden. Indrukwekkend om dan nu twee uur te moeten varen om bij het kind van deze vulkaan aan te komen. Het kindje zelf is inmiddels ruim 800 meter hoog en, dat is nog eens groeien: ze groeit met 6,8 meter per jaar....

Onze grootste uitdaging is: hoe komen we in Carita? Dat is een dorpje in het uiterste westen en vandaar is het goed mogelijk een boot en dagtocht of zelfs een overnachting te regelen, maar er rijdt geen bus naar toe en Carita heeft ook geen station. We zijn inmiddels redelijk bedreven in het gebruiken van uber en grab, taxi’s die je via een app oproept. We leggen de opgeroepen chauffeur  uit waar we heen willen en hij blijkt bereid ons te brengen voor een schappelijke prijs. Aangekomen bij de werkelijk schattige boomhut-Airbnb is de host bereid ons te helpen met de trip naar Anak Krakatau. De afsluiting van onze reis door Java is een bijzonder gedenkwaardige!

We vertrekken de volgende ochtend met een prima Engels sprekende gids, the captain en the cook op een bootje voor een tocht van twee uur over zee richting de vulkaan. De eerste stop is een eiland-caldera waar we kunnen snorkelen. Prachtige vissen en koraal maar helaas ook veel gemeen bijtende kwalletjes, die je niet ziet maar des te harder voelt. Weer terug aan boord varen we door naar de kampeerbestemming: de Anak Krakatau. Vanuit de verte is te zien dat zij houdt van een stevig sigaartje en van gooien met forse brokken lava! De ene kant is onbegroeid, kaal en barstensvol gestolde lava in alle kleuren.

Aan de begroeide kant meren we aan en dan begint het gedonder! Of we koffie willen? Jawel, zullen wij vast wat bagage sjouwen dan!? Nee, dat is niet de bedoeling, we mogen uitsluitend genieten. Wandelen of zo, zwemmen langs de zwarte kust; vermaak je maar, wij doen de rest. Ja zeg, kamperen is voor ondergetekende synoniem aan snoeihard werken, ploeteren en behelpen, voeg dat maar even in dan...

We gaan wandelen langs het zwarte strand om te zien of we bij de lavastroom kunnen komen, bij terugkomst is onze tent opgezet, compleet ingericht, staat de lunch klaar en of we nog koffie willen? Helder, zelfs de gebruikte kopjes mogen we niet terugbrengen naar de snel ingerichte kookplaats, zodra we bewegen springen gids, captain en cook op om ervoor te zorgen dat wij alleen de lusten hebben en vooral geen lasten: kunnen deze heren mee terugvliegen want hoewel het wennen is, ik vermoed toch dat ik dit wel kan gaan waarderen! Ook bij het avondeten doen we nog een poging om gezamenlijk te eten, maar t personeel zit, heel Afrikaans als in de apartheidstijd, afgezonderd in de eigen keuken en springt op om af te ruimen zodra we klaar zijn met eten. Het eten was ook wel een dingetje: calamaris, rijst, een hele vis, kip, groente, salade, meloen voor een weeshuis: we zien er blijkbaar uitgehongerd uit! Eenmaal mogen we in de buurt van de keuken komen: er scharrelt een varaan rond, op zoek naar etensresten, hij is een stukje kleiner dan de Komodo variant en ook niet giftig. Maar toch imposant als hij zo recht op je af komt lopen!

Rond vier uur gaan we de Krakatau beklimmen, we mogen tot het eerste level, hoger is te riskant, maar dit is al erg indrukwekkend. Qua hoogte is het een relatief kleine vulkaan, maar de sporen van vulkanisch geweld zijn overal duidelijk zichtbaar. De gids weet precies de jaartallen van de uitbarstingen die, in de vorm van enorme gestolde lavastromen duidelijk te zien zijn, te vertellen, maar verontschuldigd zich dat hij weinig weet van de mineralen die voor de schakeringen in kleur verantwoordelijk zijn.

Buiten de gebruikelijke rode en zwarte stenen zijn er ook lichtgrijs en groene varianten zichtbaar, wat hoger op de vulkaan weer afgewisseld met de gele zwavel. De Krakatau wordt door seismologen gemonitord, er staan verschillende meetinstrumenten verspreid over de helling (nee, Naomi, hier niet springen, das flauw!)

De bedoeling was een zonsondergang te zien, maar de wolken hangen er voor! Terug bij de tent hebben de captain en cook een overkapping over de tent gespannen want het zou wel eens kunnen gaan regenen en stel je voor dat de twee diva’s nat worden! Voor zichzelf hebben ze niet eens een tent opgezet, daarmee wachten ze tot het donker is en regent.

De volgende ochtend gaan we trachten de zonsopkomst te zien vanaf de vulkaan, maar in de loop van de nacht is er sprake van zwarte regen en onweer! Wij hebben de nacht droog doorgebracht, vulkaangrond is wel minder comfortabel dan een matras, maar de regen hebben wij slechts gehoord...de gids en cook zijn wel nat geworden en de captain sliep op de boot.

Na het ontbijt vertrekken we om te gaan snorkelen op twee locaties, bij de fumaroles, onderzeese vulkanische gassen, loeiheet, zorgen voor een schitterend zilveren belletjes spektakel en het opgewarmde water trekt de prachtigste vissen aan. Daarna worden we naar een andere locatie gevaren met gekleurde koraal en weer andere gekleurde vissen, maar helaas, net buiten het koraal wemelt het van de iets grotere kwallen! Gelukkig vinden ze Naomi een lekkerder hapje, zo heeft ze toch een aandenken aan deze mooie reis.

Inmiddels zitten we op het vliegveld van Jakarta te wachten op vertrek en zijn we ons mentaal aan het voorbereiden op een (gevoels)temperatuurswijziging van maar liefst 42 graden en berichten dat het mogelijk gaat sneeuwen in Nederland.

Tijd voor een kort resumé van deze trip:

*Javanen gebruiken in alles ladingen suiker dan wel peper, dus kijk uit wat je eet.

*Oversteken van een straat lukt het beste met oogkleppen op!

*Bij gebruik van taxi’s zijn stalen zenuwen vereist.

*Van zwarte regen worden we erg snel nat.

*Backpackende kinderen zijn leuk zolang ze zich op FaceTime vertonen (daar hebben ze wel een rode knop om ze uit te zetten), ze moeten vooral allemaal maar gaan backpacken, ik haal ze met alle liefde ergens op!

Foto’s